'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
Vraag: Een vakwerk bestaat uit een doorgaande onder- en bovenrand met verticale en diagonale wandstaven. De wandstaven worden momentvast aan de randstaven gelast. Het vakwerk moet worden getoetst volgens de Eurocode. Mag voor het bepalen van de krachtsverdeling worden aangenomen dat alle knopen 'scharnierend' zijn, zodat voor de toetsing van het vakwerk uitsluitend rekening hoeft te worden gehouden met normaalkrachten en niet met momenten? Antwoord: NEN-EN 1993-1-8, art. 5.1.5 geeft de bepalingen voor de algemene berekening van vakwerken. Bij het bepalen van de verdeling van de normaalkrachten in een vakwerk mag ervan zijn uitgegaan dat de staven zijn aangesloten door scharnieren. Tabel 5.3 uit NEN-EN 1993-1-8 geeft een overzicht van de in rekening te brengen momenten.
Secundaire momenten ter plaatste van de verbindingen, veroorzaakt door de rotatiestijfheid van de verbindingen, mogen worden verwaarloosd (behalve bij een vermoeiingsberekening) in zowel de berekening van de staven als de berekening van de verbindingen mits de verbindingen voldoende rotatiecapaciteit bezitten. Dit is het geval wanneer wordt voldaan aan de volgende twee criteria:
Momenten door dwarse belastingen op het vakwerk (bijvoorbeeld belasting op de randstaven tussen de knopen) moeten altijd in rekening worden gebracht. Wanneer aan de bovengenoemde twee criteria wordt voldaan, geldt:
Hierin is h0 (of d0) de hoogte (of diameter) van de randstaaf in het vlak van het vakwerk. De momenten door excentriciteiten moeten altijd in rekening worden gebracht bij drukstaven, ook indien de excentriciteit binnen de hiervoor gegeven begrenzing valt. Dit laatste is een afwijking op de TGB 1990, waarin excentriciteitsmomenten in drukstaven - binnen bepaalde grenzen - ook mochten worden verwaarloosd. Zie ook het artikel van H.H. Snijder. Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 209 (juni 2009). Relevante normen: Literatuur: |