'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
Vraag: Grenskrachten van ankerbouten moeten worden bepaald volgens NEN 6772, art. 11.7.2.3. Voor ankerbouten 4.6 met gesneden draad geldt voor de grensafschuifkracht een reductiefactor βr = 0,375 ten opzichte van normale bouten (NEN 6770, art. 13.3.2). Daarnaast geldt voor ankerbouten nog een reductiefactor αred;2 = 0,6 en voor gewone bouten αred;2 = 0,85. Waarom geldt naast de reductie van βr nog een extra reductie via αred;2. Geldt deze extra reductie eveneens voor de grenstrekkracht Ft;u;d, zoals in het boek Staalprofielen (p. 123) is gebeurd? Antwoord: De extra reductie voor ankerbouten met gesneden draad voor de bepaling van de grensafschuifkracht Fv;u;d (αred;2 = 0,6 in plaats van 0,85) heeft te maken met de betrouwbaarheid van de uitvoering. Ankerbouten zijn over het algemeen kwetsbaarder dan gewone bouten, vandaar dat een extra veiligheid is ingebouwd. Voor het bepalen van de uiterste grenstrekkracht Ft;u;d verwijst NEN 6772, art. 11.7.2.3.3 naar tabel 30 van NEN 6770 met αred;2 = 0,85. De samenstellers van het boek Staalprofielen hebben gemeend de extra veiligheid (αred;2 = 0,6) ook voor Ft;u;d toe te passen: dat is een conservatieve aanname. Strikt genomen echter kan voor de uiterste grenstrekkracht worden gerekend met αred;2 = 0,85. Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 209 (juni 2009). Relevante normen: |