Logo StaalSupport
Powered by Bouwen met Staal

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

 

Vraag en antwoord


Vraag:

Hoe moet de kniklengte worden bepaald van een driescharnier- of kniespant, wanneer de schuine spantbenen en de spantstijlen momentvast onder een hoek groter dan 90˚ zijn verbonden?


Antwoord:

NEN 6770, art. 12.1.1.3, geeft aan op welke wijze de elastische effectieve kniklengte moet worden berekend. De daar gegeven rekenregels gelden echter alleen voor kolommen in raamwerken, bestaande uit verticale kolommen (stijlen) en horizontale liggers (regels). Voor een kniespant zijn deze regels dus niet van toepassing.
NEN 6771 geeft eveneens geen berekening voor de kniklengte van een driescharnierspant. De reden is dat de krachtswerking in een dergelijk spant geheel anders is dan die in een portaal spant. De spantbenen in een driescharnierspant bezitten een grotere normaalkracht dan de horizontale regel van een portaal spant. Daardoor wordt de steun, die de spantstijl aan het spantbeen geeft, negatief beïnvloedt; de invloed van de normaalkracht is niet meer te verwaarlozen. Bovendien verleent het spantbeen op zijn beurt weer steun aan de spantstijl.
In het cursusdictaat Introductie van en rekenen met nieuwe normen: TGB-Staal en EC-3 (uitgave januari 1992) is in hoofdstuk 6 een uitwerking van dit probleem gegeven. Daaruit wordt geconcludeerd dat de berekening van de kniklengte volgens NEN 6770 te lage waarden oplevert. Verwezen wordt naar een artikel van H.-P. Rieckmann in het Duitse tijdschrift Der Stahlbau, waarin met twee kentallen en een tabel de kniklengte van driescharnierspanten kan worden bepaald. Deze kentallen en de tabel zijn opgenomen in het cursusdictaat. 


Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 115 (december 1993).


Relevante normen:
Artikelen vakblad Bouwen met Staal:
Literatuur:
Mede mogelijk gemaakt door:
  • Louis Braillelaan 80
  • 2719 EK Zoetermeer
  • Tel: +31(0)88 353 12 12