'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
Vraag: Op een voorgespannen boutverbinding werkt een uitwendige trekbelasting. Op welke manier wordt in dit geval de trekkracht in de bouten bepaald en waaraan moet deze trekkracht voldoen? Antwoord: Bouten worden in een verbinding voorgespannen, indien de plaatdelen onderling niet mogen verschuiven onder invloed van een schuifkracht Fg;s;d. De voorspankracht in de bouten drukt de plaatdelen stevig op elkaar. De grootte van de grensglijdkracht Fg;u;d tussen de plaatdelen hangt af van de voorspankracht Fp;d, de wrijvingscoëfficiënt μd, de reductiefactor ks (afhankelijk van het soort gat) en van het aantal contactvlakken m. De gereduceerde voorspankracht en de trekkracht in de bouten kan grafisch worden bepaald. In bijgaande figuur is Δb de verlenging van de bout en Δpl de indrukking van het platenpakket, beide als gevolg van de voorspankracht. De voorspankracht moet zijn aangebracht volgens NEN 6772, art. 11.1.4.4. De gereduceerde voorspankracht is in de figuur weergegeven door het lijnstuk AB en de totale trekkracht in de bouten – door zowel het voorspannen als de uitwendige trekkracht – door het lijnstuk AC. Voor de uitwendige trekkracht Ft;s;d moet gelden: De rekenwaarde van de trekkracht van de bout Ft;u;d moet worden bepaald volgens NEN 6770, art. 13.3.2. Uiteraard moet ook gelden Fg;u;d > Fg;s;d. Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 139 (december 1997). Relevante normen: |