Logo StaalSupport
Powered by Bouwen met Staal

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

 

Vraag en antwoord


Vraag:

In een leidingbrug zitten liggers HEA 240, waarbij in het ontwerp is uitgegaan van een (nominale) hoogte van 230 mm. Na montage bleek dat een aantal van de liggers 240 mm hoog waren. Hierdoor ontstonden problemen met de vlakheid van de vloer. Volgens de leverancier van het staal is een dergelijke afwijking in de profielhoogte conform de normen. Is dat juist? 


Antwoord:

Voor dit geval niet. Het antwoord op deze vraag staat in NEN-EN 10034. Tabel 1 van deze norm geeft een overzicht van de toegestane toleranties op walsprofielen.
De beide eerste kolommen van deze tabel betreffen de tolerantie op de profielhoogte, afhankelijk van deze profielhoogte.
Een profiel HE 240 valt in de categorie 180 < h ≤ 400. Dat wil zeggen dat de afwijking van de profielhoogte tussen –2,0 mm en +4,0 mm mag liggen. Een hoogte van 240 mm is dus niet conform de norm.
Maar er moet ook rekening worden gehouden met tabel 2. Deze tabel definieert de tolerantie op de haaksheid. Deze tolerantie bedraagt 2% van de breedte: dat wil zeggen 0,02 x 240 mm = 4,8 mm. De hoogte van het walsprofiel HEA 240 mag aan één zijde dus maximaal 230 + 4,0 + 4,8 = 238,8 mm bedragen. Het geleverde profiel met een hoogte van 240 mm is dus in elk geval te hoog. De stelling van de leverancier dat het profiel conform de norm is, is derhalve niet juist. Uit dit voorbeeld blijkt echter wel dat de afwijkingen in de profielafmetingen volgens de norm aanzienlijk mogen zijn.
Met dergelijke afwijkingen moet de ontwerper van de constructie voldoende rekening houden. Dit kan bijvoorbeeld door op de tekening aan te geven dat er vanuit de bovenkant van de ligger moet worden gemeten. Een ander voorbeeld is een vakwerkligger die tussen twee kolommen hangt. Hier bestaat door maatafwijkingen het gevaar voor ‘uitbouwen’ (het ‘breder’ worden van de constructie dan oorspronkelijk de bedoeling was) en mogelijk daardoor een onacceptabele scheefstand van de kolommen. Dit is te voorkomen door voor de lengte van de liggers een zogeheten ‘minmaat’ aan te houden: dat wil zeggen de ligger één of meer millimeters korter houden dan de theoretische lengte. Een andere oplossing is om bij de gevelkolommen een stelvulling toe te passen, zodat de gevelkolom exact ‘te lood’ is te stellen. Met het gebruik van stelvullingen moet echter zeer voorzichtig worden omgesprongen, omdat deze methode sterk kostenverhogend werkt. 


Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 148 (juni 1999).


Relevante normen:
Mede mogelijk gemaakt door:
  • Louis Braillelaan 80
  • 2719 EK Zoetermeer
  • Tel: +31(0)88 353 12 12