Logo StaalSupport
Powered by Bouwen met Staal

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

 

Vraag en antwoord


Vraag:

Een kantoorgebouw van tien bouwlagen heeft een staalskelet, waarvan de gevelkolommen naar boven toe verjongen. De vloerliggers sluiten aan op de gevelkolommen die over meerdere verdiepingen doorlopen. De constructeur wil de kolomstuiken ‘koud’ op elkaar zetten. Welke voorzieningen zijn er volgens NEN-EN 1993 (Eurocode 3) nodig om de kolomstuiken zo te mogen uitvoeren? 


Antwoord:

NEN-EN 1993-1-8, art. 6.2.7.1(13) geeft aan dat wanneer kolommen koud op elkaar worden geplaatst de elementen moeten zijn voorbewerkt, zodanig dat er sprake is van volledig contact. Dit volledig contact kan worden verkregen door de kolommen zuiver haaks te frezen. NEN-EN 1090-2, art. 6.8 geeft de eisen voor oplegvlakken met een volledige contactdruk. Wanneer de kolomstuik wordt aangebracht op een plaats waar in het rekenmodel géén scharnier is aangenomen en de kolomstuik zich niet bevindt ter hoogte van een vloerniveau is het altijd noodzakelijk lasplaten (lijf- en flensplaten) aan te brengen. Dit is nodig om in beide richtingen een moment van 25% van de momentcapaciteit van de kolom te kunnen opnemen. De momenten in beide richtingen hoeven niet te worden gecombineerd: het moment van 25% geldt steeds in één richting tegelijk. Daarbij moeten volgens NEN-EN 1993-1-8, art. 6.2.7.1(14) de lasplaten en de toegepaste bouten een normaalkracht van 25% van de normaalkrachtcapaciteit kunnen opnemen. De stuikverbinding moet daarnaast nog een dwarskracht kunnen opnemen van 2,5% van de normaalkrachtcapaciteit. Wanneer uit de krachtsverdeling blijkt dat de optredende krachten en momenten groter zijn dan op basis van 25% van de momentcapaciteit, moet uiteraard met deze hogere waarden worden gerekend.

Wanneer er geen sprake is van een volledig contact moeten er voor de krachtoverdracht altijd kop- en voetplaten óf lijf- en flensplaten worden toegepast. Ook hier geldt dat de verbindingsplaten (zowel lasplaten als kopen voetplaten) minimaal 25% van de momentcapaciteit in beide richtingen moet kunnen opnemen. Wanneer in het rekenmodel wél een scharnier is aangenomen ter plaatse van de kolomstuik moet de verbinding uiteraard ook worden getoetst op dwarskracht en normaalkracht.
Verwarrend is wellicht dat NEN-EN 1993, art. 6.2.7.1(14) de term ‘voegmateriaal’ gebruikt. Dit is een onduidelijke vertaling van het Engelse ‘splices’, waarmee las- of kopplaten worden bedoeld. 


Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 224 (december 2011).


Relevante normen:
Mede mogelijk gemaakt door:
  • Louis Braillelaan 80
  • 2719 EK Zoetermeer
  • Tel: +31(0)88 353 12 12