'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal' |
Vraag: In een raamwerk worden de liggers momentvast aangesloten op de kolommen met een geboute kopplaatverbinding. De controle van de lasverbinding tussen de kopplaat en de ligger kan geschieden volgens NEN 6770 of volgens NEN 6772. De toetsingsregels van beide normen zijn echter verschillend. Wat is hiervan de reden? Antwoord: Voor de toetsing van bedoelde lasverbinding kunnen beide normen worden gebruikt. Het verschil tussen beide normen is dat NEN 6770 uitgaat van een eenvoudige methode en daardoor in bepaalde situaties wat conservatiever is. De regels in NEN 6772 zijn wat ingewikkelder, maar leveren minder conservatieve resultaten op. Voor de toetsing van de las volgens NEN 6770 mag worden uitgegaan van de gemiddelde spanning (schuifspanningen en normaalspanning) in de keeldoorsnede van de las. Deze gemiddelde spanning moet lager zijn dan de capaciteit van de las. De capaciteit wordt bepaald door de sterkte van het moedermateriaal en een lasfactor. Voor schuifspanningen is de capaciteit een factor √3 lager dan voor normaalspanningen (volgens het spanningscriterium van Huber-Hencky-Von Mises). Daarom wordt de capaciteit gedeeld door √3. Wanneer de gemiddelde spanning uitsluitend bestaat uit schuifspanningen, is dit exact de juiste toetsing. Wanneer de gemiddelde spanning uitsluitend normaalspanningen betreft, is de capaciteit echter een factor √3 te conservatief. Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 204 (oktober 2008). Relevante normen: |