Logo StaalSupport
Powered by Bouwen met Staal

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

 

Vraag en antwoord


Vraag:

Bij de toetsing van de stabiliteit van op buiging belaste staven (kipstabiliteit) volgens NEN 6770 en NEN 6771 wordt een onderscheid gemaakt tussen gaffelopleggingen, gaffels en zijdelingse steunen. Wat wordt hieronder precies verstaan en welke consequenties heeft dit onderscheid voor de berekening?


Antwoord:

NEN 6770 geeft in art. 3.4 en de bijbehorende toelichting een duidelijke aanwijzing dat er een onderscheid bestaat tussen de verschillende opleggingen en/of steunen. De opstellers van de norm veronderstelden destijds dat de gebruiker bekend is met begrippen als oplegging en steun; daarom zijn deze niet opgenomen in art. 3 (termen en definities). Ter illustratie worden de verschillende begrippen toegelicht voor de gegeven staaf met assenstelsel.

• Bij een gaffeloplegging zijn voor een doorsnede van de ligger de volgende bewegingen verhinderd:
- translatie in z-richting;
- translatie in y-richting;
- rotatie om de x-as.
• Bij een gaffel zijn voor een doorsnede van de ligger de volgende bewegingen verhinderd:
- translatie in y-richting;
- rotatie om de x-as.
• Bij een zijdelingse steun is voor een doorsnede van de ligger de volgende beweging verhinderd:
- translatie in y-richting.

Al deze opleggingen en steunen komen voor in diverse uitvoeringen. Zo wordt de gaffeloplegging vaak toegepast als oplegging met een schot (volgens fig. 3 van NEN 6770), maar ook een oplegging die voldoet aan de eisen van een onderflensinklemming volgens art. 12.2.4.1 van NEN 6770 mag als een gaffeloplegging worden beschouwd. Zijdelingse steunen worden vaak uitgevoerd als pendelstaven tussen de liggers. Deze pendelstaven worden dan bij de gevels door schoren afgesteund.
Gaffels (dus zonder een oplegging in z-richting) komen in de praktijk minder vaak voor. In feite moet men bij een dergelijke steun zowel de zijdelingse verplaatsing als de rotatie om de x-as tegenhouden. Dat is in de praktijk niet eenvoudig uit te voeren, terwijl het voordeel in draagkracht ten opzichte van een zijdelingse steun gering is.
• Bij de toetsing van liggers die aan beide einden zijn opgelegd, moeten de beide opleggingen altijd òf zijn uitgevoerd als gaffeloplegging òf voldoen aan de eisen van de onderflensinklemming. Tussen de opleggingen kunnen eventueel zijdelingse steunen en/of gaffels worden aangebracht. Voor andere randvoorwaarden dan gaffelopleggingen geven NEN 6770 en NEN 6771 geen volledig uitgewerkte toetsingsprocedures.
• Liggers zonder steunen en/of gaffels tussen de opleggingen kunnen worden getoetst volgens NEN 6770 of NEN 6771, waarbij max = 1 = g = de afstand tussen de gaffelopleggingen.
• Liggers met één zijdelingse steun kunnen onder meer worden getoetst volgens NEN 6770 via twee afzonderlijke toetsingen, namelijk één voor het linkerdeel en één voor het rechterdeel van de ligger. Een andere mogelijkheid is gebruik te maken van NEN 6771. In dat geval moet g gelijk worden genomen aan de afstand tussen de gaffelopleggingen en moet voor l1 de kiplengte worden genomen. Deze laatste lengte is gelijk aan de elastisch effectieve kniklengte van de gedrukte flens. Bij gebruik van NEN 6771 kan de gehele ligger in één toetsing worden getoetst.
• Liggers met een gaffel tussen de gaffelopleggingen moeten worden getoetst met twee afzonderlijke toetsingen: één voor het linkerdeel en één voor het rechterdeel van de ligger. In deze toetsingen worden de beide liggerdelen als afzonderlijke liggers getoetst. Voor deze beide toetsingen mag gebruik worden gemaakt van de toetsingsregels volgens NEN 6770 of NEN 6771.


Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 139 (december 1997).


Relevante normen:
Mede mogelijk gemaakt door:
  • Louis Braillelaan 80
  • 2719 EK Zoetermeer
  • Tel: +31(0)88 353 12 12