Logo StaalSupport
Powered by Bouwen met Staal

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

 

Vraag en antwoord


Vraag:

Hoe groot moet de opleglengte zijn van een holle voorgespannen kanaalplaatvloer op een stalen ligger?


Antwoord:

Bij het bepalen van de opleglengte moet allereerst een onderscheid worden gemaakt in vloerbelastingklasse I en II volgens NVN 6725, art. 3.1.2. en art. 5.3:
• vloeren met een dikte d ≤ 300 mm behoren, afhankelijk van hun bestemming, tot vloerbelastingklasse I of II (art. 3.1.2.);
• vloeren met een dikte 300 mm < d ≤ 400 mm behoren, ongeacht de bestemming, tot vloerbelastingklasse II (art. 5.3).
Het in 2001 verschenen CUR/BmS-rapport 2001-2 vermeldt in art. 3.3.3 dat de vloerbelastingklasse afhangt van de bestemming én van de dikte van de vloer. Dat is dus maar gedeeltelijk correct!
De opleglengte van kanaalplaatvloeren moet als volgt worden bepaald.
• Voor belastingklasse I: de grootste waarde bepaald volgens NVN 6725, art. 5.7.4: minimaal 70 mm én groter dan (45 + at) mm en volgens NEN 6720, art. 9.14.3: minimaal (40 + 0,004) mm. Hierin is de dagmaat in mm en at een toeslag in mm, afhankelijk van de wapeningsdetaillering van de kanaalplaat.
• Voor belastingklasse II: uitsluitend te bepalen met NEN 6720, art. 9.14.3: minimaal (40 + 0,004) mm.

Bij het bepalen van de breedte (of diepte) van de stalen oplegplaat moet ook rekening worden gehouden met de lengtetolerantie van de kanaalplaat (20 mm voor haaks afgekorte platen en 35 mm voor schuin afgekorte platen) én met de dikte van een eventueel aanwezige las.
Samenvattend: de opleglengte van een kanaalplaat op een stalen ligger hangt voornamelijk af van de dagmaat en soms ook van de vloerbestemming en van de vloerdikte.


Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 164 (februari 2002).


Relevante normen:
Publicaties Bouwen met Staal:
Mede mogelijk gemaakt door:
  • Louis Braillelaan 80
  • 2719 EK Zoetermeer
  • Tel: +31(0)88 353 12 12