Logo StaalSupport
Powered by Bouwen met Staal

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

'Uw hulp bij ontwerpen en bouwen met staal'

 

Vraag en antwoord


Vraag:

NEN 6772, art. 11.7 geeft aan hoe kolomvoetplaten moeten worden getoetst. Art. 11.7.1 geeft aan dat er gebruik mag zijn gemaakt van een voegmateriaal en ook dat de karakteristieke druksterkte van het voegmateriaal ten minste 20% moet zijn van de karakteristieke betondruksterkte. Formule 11.7-5 van NEN 6772, art. 11.7.2.2 geeft een formule voor de rekenwaarde van de druksterkte van het materiaal onder een kolomvoetplaat. Deze formule bevat een factor 0,67. Indien de voetplaat nu wordt aangegoten met een gietmortel die veel sterker is dan art. 11.7.1 als minimum aangeeft, mag dan met een hogere factor dan 0,67 worden gerekend? En mag de voeg ook worden gecontroleerd volgens NEN 6720 (VBC 1995), art. 9.17.3? Dit artikel biedt namelijk meer mogelijkheden om de invloed van het voegmateriaal en de geometrie te verwerken.


Antwoord:

Er mag niet worden gerekend met een hogere factor dan 0,67. Deze factor in NEN 6772 is namelijk een zogenaamde uitvoeringsfactor en heeft niets te maken met de druksterkte van het voegmateriaal. De factor 0,67 is bepaald op basis van een SBR-onderzoek. Hiermee wordt in rekening gebracht dat niet de gehele onderzijde van de stalen voetplaat door het voegmateriaal wordt ondersteund. De regels in NEN 6720 (VBC 1995) gelden strikt genomen niet voor mortelvoegen onder stalen voetplaten. Dit heeft te maken met de drukverdeling in de voeg. Deze drukverdeling is bij (stijve) betonnen constructiedelen veel gelijkmatiger ten opzichte van de ongelijkmatige verdeling (drukprent) onder stalen kolommen. Normtechnisch gezien is NEN 6720, art. 9.17.3 niet van toepassing voor stalen voetplaten, omdat NEN 6772, maar ook de andere TGB-staalnormen, niet verwijzen naar NEN 6720. Het toepassen van de betonnorm valt dan onder het principe van gelijkwaardigheid. In de praktijk wordt NEN 6772 in sommige gevallen wel toegepast, mits de staalconstructie voldoende stijf is om een meer gelijkmatige drukverdeling in de voeg te benaderen. De rekenwaarden van de voegdruksterkten volgens NEN 6772 en NEN 6720 verschillen niet veel van elkaar. Volgens de toelichting bij NEN 6720, art. 9.17.1 gelden de regels van NEN 6720, art. 9.17 echter niet voor voegen op basis van een kunstharsmortel.


Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 198 (oktober 2007).


Relevante normen:
Mede mogelijk gemaakt door:
  • Louis Braillelaan 80
  • 2719 EK Zoetermeer
  • Tel: +31(0)88 353 12 12